-
1 vertrouwen
vertrouwen1〈 het〉♦voorbeelden:iemands vertrouwen genieten • jouir de la confiance de qn.ergens geen vertrouwen in hebben • ne pas avoir confiance en qc.zijn vertrouwen in iemand opzeggen • retirer à qn. sa confianceiemand zijn vertrouwen schenken, vertrouwen stellen in iemand • faire confiance à qn.zijn vertrouwen stellen in iets • avoir confiance en qc.het vertrouwen verliezen in … • perdre la confiance en …vertrouwen wekken • inspirer confianceiemand iets in vertrouwen zeggen • confier qc. à qn.iemand in vertrouwen nemen • mettre qn. dans la confidencegoed van vertrouwen zijn • être d'un naturel confiant————————vertrouwen2♦voorbeelden:1 iemand blindelings vertrouwen • avoir une confiance absolue en qn.hij is niet te vertrouwen • on ne peut pas lui faire confianceiets niet vertrouwen • se méfier de qc.op zijn geluk vertrouwen • avoir confiance en sa bonne étoileop zijn intuïtie vertrouwen • se fier à son intuitionik vertrouw erop dat het in orde komt • j'ose espérer que ça s'arrangera -
2 iemand zijn vertrouwen schenken, vertrouwen stellen in iemand
iemand zijn vertrouwen schenken, vertrouwen stellen in iemandfaire confiance à qn.Deens-Russisch woordenboek > iemand zijn vertrouwen schenken, vertrouwen stellen in iemand
-
3 stellen
4 [doen, uiten] put5 [voorschrijven] dictate7 [veronderstellen] suppose8 [beweren] state9 [+ op] [begroten] estimate at11 [in een toestand verkeren] be (doing)♦voorbeelden:zich herkiesbaar stellen • be up for re-electioniemand verantwoordelijk stellen (voor iets) • hold someone responsible (for something)laat mij dit even duidelijk stellen • let me get this straightiemand op vrije voeten stellen • set someone freeten dienste stellen • put at the service (of)iemand voor een (voldongen) feit stellen • present someone with a fait accomplide problemen waarvoor wij gesteld zijn • the problems facing usop de voorgrond stellen • bring to the foreiets tegenover iets anders stellen • contrast one thing with anotherje opmerkingen stellen me voor een probleem • your remarks present me with a problemeen machine stellen • adjust/regulate a machine〈 figuurlijk〉 zijn vertrouwen stellen op/in iets/iemand • place one's trust in someone/something7 stel het geval van een leraar die … • take the case of a teacher who …(ge)stel(d), dat dit zo is • suppose this were trueveel te stellen hebben met iemand/iets • have one's hands full with someone/somethinghet zonder/buiten iets/iemand moeten stellen • have to do without something/someone11 het is er lelijk mee gesteld • it is in a bad way, the situation is badhoe is het gesteld met zijn vrouw? • how is his wife (doing)?het is niet zo best met hem gesteld • he is not doing too well1 [opstellen] draw up♦voorbeelden:de brief was slecht gesteld • the letter was badly worded -
4 in iemand een grenzeloos vertrouwen stellen
in iemand een grenzeloos vertrouwen stellenavoir une confiance illimitée en qn.Deens-Russisch woordenboek > in iemand een grenzeloos vertrouwen stellen
-
5 in iemand een grenzeloos vertrouwen stellen
in iemand een grenzeloos vertrouwen stellenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > in iemand een grenzeloos vertrouwen stellen
-
6 zijn vertrouwen stellen op/in iets/iemand
zijn vertrouwen stellen op/in iets/iemandplace one's trust in someone/somethingVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > zijn vertrouwen stellen op/in iets/iemand
-
7 Vertrauen
Vertrauen〈o.; Vertrauens〉♦voorbeelden:sein Vertrauen auf, in jemanden setzen • vertrouwen in iemand stellenjemanden ins Vertrauen ziehen • iemand in vertrouwen nemenkein Vertrauen zu jemandem haben • geen vertrouwen in iemand hebben -
8 crédit
crédit [kreedie]〈m.〉2 krediet ⇒ tegoed, lening♦voorbeelden:faire crédit à qn. • iemand krediet gevenà crédit • op afbetaling, op kredietcrédit foncier • grondkrediet8 faire crédit à qn., qc. • vertrouwen in iemand stellen, in iets hebbenjouir d'un grand crédit auprès de qn. • een groot gezag bij iemand hebbenm2) kredietbank3) creditzijde, tegoed4) vertrouwen, geloofwaardigheid5) invloed, aanzien -
9 Zutrauen
-
10 faire crédit à qn., qc.
faire crédit à qn., qc.vertrouwen in iemand stellen, in iets hebben -
11 Zutrauen zu jemandem haben
Zutrauen zu jemandem habenWörterbuch Deutsch-Niederländisch > Zutrauen zu jemandem haben
-
12 put
n. kogelwerpen--------v. plaatsen, leggen, zetten; stoppen; stellen; merkenput1[ poet] 〈 zelfstandig naamwoord〉3 → putt putt/————————put2♦voorbeelden:¶ stay put • blijven waar je bent, op zijn plaats blijven————————put32 → putt putt/♦voorbeelden:1 the ship put into the port • het schip voer/stevende de haven binnen〈 voornamelijk Brits-Engels〉 put (up)on someone • iemand last/ongemak bezorgen→ put about put about/, put back put back/, put down put down/, put in put in/, put out put out/, put over put over/, put to put to/, put up put up/II 〈 overgankelijk werkwoord〉5 werpen ⇒ stoten, jagen7 uitdrukken ⇒ zeggen, stellen8 vertalen ⇒ overbrengen, omzetten♦voorbeelden:put an end to (one's life) • een eind maken (aan zijn leven)put a/one's finger to one's lips • de vinger voor de lippen/mond leggen 〈 als aanmaning tot zwijgen〉put one's hand on something • de hand leggen op ietsput an idea/thought into someone's head • iemand op een idee brengenput a knife between someone's ribs • iemand een mes tussen de ribben stekenput a match to something • iets aansteken/in brand stekenput money in(to) something • geld steken in ietsput pen to paper • pen op papier zettenput pressure (up)on • pressie uitoefenen opput a price on something • een prijskaartje hangen aanput one's signature to something • zijn handtekening plaatsen onder ietsput someone on the train • iemand op de trein zettenput a stop to something • een eind maken aan ietsput one's trust in • zijn vertrouwen stellen inthe death of his son put years on him • de dood van zijn zoon heeft hem ouder gemaaktput oneself into something • zich geheel/zijn beste krachten aan iets gevenput safety above cost • veiligheid boven kosten stellenput someone across the river • iemand overzettenput something before something else • iets prefereren/stellen boven iets andersput behind bars • achter de tralies zettenput something behind oneself • zich over iets heen zetten, met iets brekenput in order • in orde brengenput in an awkward position • in een moeilijk parket brengenput in(to) touch with • in contact brengen metput into circulation • in omloop brengenput into effect • ten uitvoer brengenput into power • aan de macht brengenput someone off his food • iemand de eetlust benemenput someone off his game • iemand van zijn spel afleidenput someone off learning • iemand de zin om te leren ontnemenput someone off smoking • iemand van het roken afbrengenput someone on antibiotics • iemand antibiotica voorschrijvenput someone on his guard • iemand waarschuwenput on the right track • op het goede spoor brengenput out of business • failliet doen gaan, ruïnerenput someone out of temper • iemand uit zijn humeur brengenput a Bill through Parliament • een wetsvoorstel door het parlement krijgenput one's children through university • zijn kinderen universitaire studies laten voltooienput the children to bed • de kinderen naar bed brengenput to death • ter dood brengenput a poem to music • een gedicht op muziek zettenput the children to school • de kinderen op school doenput one's son to a trade • voor zijn zoon een beroep vindenput oneself/someone to work • zich/iemand aan het werk zettenput to good use • goed gebruik maken vanput £100 towards the cost • £100 in de kosten bijdragen〈 informeel〉 put someone through it • iemand een zware test afnemen/zwaar op de proef stellenput to flight/rout • op de vlucht drijvenput someone to (great) inconvenience • iemand (veel) ongerief bezorgenput someone to trouble • iemand last/ongemak bezorgenput £1,000,000 on the taxes • de belastingen met £1.000.000 verhogenput a proposal before/to a meeting • een vergadering een voorstel voorleggenput someone onto someone • iemand aan iemand voorstellen/bij iemand introducerenhow shall I put it? • hoe zal ik het zeggento put it bluntly • om het (maar) ronduit/cru te zeggenbe hard put (to it) to do something • iets nauwelijks aankunnen, het erg moeilijk hebben om iets te doenput under • verdoven, onder narcose brengenput it/one/something across someone • het iemand flikken, iemand beetnemenI put it to him that he was wrong • ik hield het hem voor dat hij het verkeerd hadput oneself to it to do something • zich ertoe zetten iets te doen→ put about put about/, put across put across/, put ahead put ahead/, put aside put aside/, put away put away/, put back put back/, put behind put behind/, put by put by/, put down put down/, put forth put forth/, put forward put forward/, put in put in/, put off put off/, put on put on/, put out put out/, put over put over/, put through put through/, put to put to/, put together put together/, put up put up/ -
13 confidence
n. geheim; vertrouwen; zekerheid, veiligheid[ konfid(ə)ns]1 (zelf)vertrouwen ⇒ geloof, confidentie2 confidentie ⇒ vertrouwelijke mededeling, geheim3 〈 verkorting〉[confidence trick]♦voorbeelden:place confidence in/on • vertrouwen stellen intake someone into one's confidence • iemand in vertrouwen nemenin confidence • in vertrouwen, vertrouwelijk -
14 oog
♦voorbeelden:het oog van de naald • le chas de l'aiguillemet andere ogen bekijken • voir (qc.) d'un autre oeileen blauw oog • un oeil au beurre noiriemand een blauw oog slaan • pocher un oeil à qn.(niet zichtbaar) met het blote, ongewapend oog • (imperceptible) à l'oeil nuhet boze oog • le mauvais oeilbruine ogen hebben • avoir les yeux marrondat is niet met droge ogen aan te zien • 〈 zonder tranen〉 on ne peut s'empêcher de pleurer; 〈 ongeroerd〉 c'est à faire pleurer les pierreseen glazen oog • un oeil de verregrote ogen opzetten • ouvrir de grands yeuxzijn ogen zijn groter dan zijn buik, maag • il a les yeux plus grands que le ventreiets met lede ogen aanzien • voir qc. d'un mauvais oeileen lui oog • un oeil paresseuxeen open oog voor iets hebben • être sensible à qc.geen oog dichtdoen • ne pas fermer l'oeilzijn ogen gebruiken • ouvrir l'oeilzijn ogen niet geloven, vertrouwen • ne pas en croire ses yeuxogen hebben van voren en van achteren • avoir des yeux derrière la têteoog hebben voor • avoir l'oeil pourzijn ogen in zijn zak hebben • avoir les yeux dans sa pochealleen oog hebben voor • n'avoir d'yeux que pourzij maakt haar ogen op • elle se fait les yeuxiemand de ogen openen • ouvrir les yeux à qn.de ogen openhouden • garder les yeux ouvertszich de ogen uit het hoofd schamen • mourir de hontehaar ogen schieten vuur • ses yeux lancent des éclairsde ogen ten hemel slaan • lever les yeux au ciel〈 figuurlijk〉 de ogen sluiten voor iets • fermer les yeux sur qc.zijn ogen uitkijken (aan iets) • ne pas détacher les yeux (de qc.)iemand de ogen uitkrabben • arracher les yeux à qn.iemand de ogen uitsteken • faire mourir qn. d'envieiemand de ogen uitsteken met zijn luxe • écraser qn. de son luxe〈 figuurlijk〉 iemand de ogen verblinden • éblouir qn.door iemands ogen zien • voir par les yeux de qn.door het oog van de naald kruipen • l'échapper belleoog in oog staan met • se trouver nez à nez avecheb je geen ogen in je hoofd? • tu n'as pas les yeux en face des trous?iemand recht in de ogen zien, kijken • regarder qn. en facemet de ogen spreken • avoir des yeux expressifsmet de ogen knipperen • cligner des yeuxiemand iets onder vier ogen zeggen • dire qc. à qn. entre quatre yeuxeen gesprek onder vier ogen • un tête-à-têteuit zijn ogen zien • 〈 opletten〉 ouvrir l'oeil (et le bon); 〈 op zijn hoede zijn〉 être sur le qui-vivevoor iemands ogen • sous les yeux (de qn.)groen en geel voor de ogen worden • être pris de vertigehet schemert mij voor de ogen • j'ai la vue troublezijn ogen aan iets te goed doen • repaître ses yeux de qc.zijn ogen uit zijn hoofd kijken • se repaître de, à la vue de (qc.)zijn ogen goed de kost geven • 〈 ironisch〉 ne pas avoir les yeux dans sa poche; 〈vooral m.b.t. mooie vrouwen〉 se rincer l'oeil〈 spreekwoord〉 oog om oog, tand om tand • oeil pour oeil, dent pour dent2 met een half oog iets zien • entrevoir qc.schele, scheve ogen maken, geven • faire des jalouxiemand met schele ogen aankijken • être jaloux de qn.het oog over iets laten gaan • promener son regard sur qc.〈 figuurlijk〉 het oog op iets laten vallen • avoir des desseins sur qc.zover het oog reikt • à perte de vue〈 figuurlijk〉 het oog slaan, laten vallen op iemand • jeter son dévolu sur qn.het oog treffen • frapper les yeuxaan het oog ontsnappen • se dérober à la vueiets aan het oog onttrekken • masquer qc. à la vuein het oog lopen • se faire remarquerin het oog lopend, vallend • manifestein het oog springen, vallen • sauter aux yeuxmet de ogen verslinden • dévorer (qn., qc.) des yeuxiets (de werkelijkheid) onder ogen zien • regarder qc. (les choses) en facede dood onder ogen zien • envisager la mortonder iemands ogen komen • se présenter devant qn.iets niet onder ogen willen zien • se mentir à soi-mêmeiets onder ogen hebben • avoir qc. sous les yeuxiemand iets onder het oog brengen • 〈 op iets wijzen〉 faire observer qc. à qn.; 〈 aan het verstand brengen〉 essayer de faire comprendre qc. à qn.op het oog • à première vuezo op het oog • à vue d'oeiliemand, iets op het oog hebben • avoir qn., qc. en vueuit het oog raken • disparaître (aux yeux)iets, iemand uit het oog verliezen • perdre qc., qn. de vue(ga) uit mijn ogen! • hors de ma vue!iets voor ogen stellen • 〈 doen zien〉 représenter qc.; 〈 een voorstelling hebben〉 se représenter qc.〈 figuurlijk〉 iets voor ogen houden • garder qc. à l'esprit〈 figuurlijk〉 iemand voor ogen staan • être présent à l'esprit de qn.〈 spreekwoord〉 uit het oog, uit het hart • loin des yeux, loin du coeurhij wierp, gooide zes ogen • il a jeté un six¶ in hun ogen betekent hij niet veel • à leurs yeux, il a peu de valeurmet het oog op • en vue demet het oog hierop • à cet effetiemand naar de ogen zien • ramper devant qn. -
15 Weg
〈m.; Weg(e)s, Wege〉♦voorbeelden:1 〈 formeel〉 den Weg alles, allen Fleisches, Irdischen gehen • sterfelijk, vergankelijk zijn, stervenes sind noch zwei Kilometer Weg • het is nog twee kilometerden letzten Weg gehen • sterven〈 figuurlijk〉 seinen Weg machen • er komen, zijn weg wel vindenden (rechten) Weg verfehlen • verdwalen〈verouderd; nog schertsend〉 woher des Weges? • waar kom je, komt u vandaan?es liegt mir am Wege • ik kom erlangsauf dem schnellsten Wege • via de kortste wegjemanden auf seinem letzten Weg begleiten • iemand de laatste eer bewijzenjemanden auf den Weg bringen • (a) iemand de weg wijzen; 〈 (b) figuurlijk〉iemand stimuleren, aanzetten, aansporenein Paket auf den Weg bringen, schicken • een pakje verzendensich auf den Weg machen • op weg gaan〈 figuurlijk〉 auf dem besten Weg(e) sein • goed, hard op weg zijnjemandem aus dem Weg(e) gehen • (a) iemand voorbij laten; 〈 (b) figuurlijk〉iemand uit de weg gaan, ontwijken〈 figuurlijk〉 jemanden, etwas aus dem Weg räumen, schaffen • iemand, iets uit de weg ruimenetwas in die Wege leiten • aan iets beginnen, iets aanzwengelenjemandem in den Weg treten, sich jemandem in den Weg stellen • (a) iemand de weg versperren; 〈 (b) figuurlijk〉iemand hinderen, de voet dwars zettenvom Wege abkommen • verdwalengut, schlecht zu Wege, zuwege • goed, slecht ter been zijn〈verouderd; formeel〉 Weg und Steg • het hele land, de hele omgeving2 krumme Wege • slinkse wegen, methodesauf diesem Wege • op deze manier, langs deze wegauf dem Wege der Güte, auf gütlichem Wege • in der minneauf kaltem Wege • zonder scrupules, in koelen bloedeauf kürzestem, auf dem schnellsten Wege • zo snel mogelijkauf schriftlichem Wege • schriftelijketwas im Wege von Verhandlungen regeln • iets door middel van onderhandelingen regelenmit einer Sache zu Wege, zuwege kommen • met iets overweg kunnen -
16 let
n. verhindering; huren; verhuren; "terugkomen" (bij tennis)--------v. laten; de mogelijkheid geven; geven; verhuren; laten liggen; ontdekkenlet1[ let]♦voorbeelden:————————let2♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉3 laten ontsnappen ⇒ bevrijden, loslaten♦voorbeelden:1 she wants to, but her mother won't let her • ze wil wel, maar ze mag niet van haar moederlet someone go • iemand laten gaanlet me have that • geef (maar/eens) hierlet something be known • iets laten wetenplease, let me buy this round • laat mij nu toch dit rondje aanbiedenlet there be no mistake about my opinion • laat er over mijn mening geen misverstand bestaanlet me hear/know • hou me op de hoogtelet me see • eens kijkenlet's face it • laten we wel wezen4 let x be y/z • stel x is y/z, gegeven x is y/zlet something be • iets laten rustenlet drop/fall • (zich) laten (ont)vallenlet fly (at) • uithalen (naar)let someone get on with it • iemand zijn gang laten gaanlet oneself go • zich laten gaanlet someone have it • iemand de volle laag/ervan langs gevenlet pass • laten lopen, onweersproken latenlet something ride • iets op zijn beloop latenlet someone stew • iemand in zijn eigen sop laten gaarkokenlet through • laten passeren, doorlatenlet into • binnenlaten in, toelaten tot; in vertrouwen nemen over, vertellen -
17 be reliant on someone
be reliant on someone -
18 reliant
-
19 grenzeloos
♦voorbeelden:in iemand een grenzeloos vertrouwen stellen • avoir une confiance illimitée en qn.het was grenzeloos vervelend • c'était d'un ennui incommensurableik erger me daar grenzeloos aan • cela m'horripile -
20 geloven
2 [+ aan] believe (in)♦voorbeelden:in zichzelf geloven • believe in oneself2 je zult eraan moeten geloven • 〈 het toch moeten doen〉 you'll (just) have to, you'd better face (up to) it; 〈 moeten sterven〉 you've had it, your number is upik geloof van niet • I don't think so, I think notII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:1 zijn ogen/oren niet kunnen/durven geloven • not dare to believe one's eyes/ears〈 ironisch〉 kun je geloven! • don't you believe it!je kunt me geloven of niet • believe it or notgeloof dat maar • you take my word for itgeloof je dat zelf? • come off it!geloof maar gerust dat ze er spijt van heeft • you can take it from me that she is sorrygeloof dat maar niet! • don't you believe it!niet te geloven! • incredible!iemand op zijn woord geloven • take someone at his wordik geloof er niets van • I don't believe a (single) word of itik geloof het verder wel • I think I'll pack it in
- 1
- 2